Treinen

Kun je blij worden bij het zien van een trein’, vroeg ze achteloos.
‘Waarom niet?’, antwoordde hij. ‘Als je blij kunt worden van airpods, waarom dan niet van een trein of een soldeerbout of kip met appelmoes. Ik word ook wel eens blij van een trein. Zeker wanneer die naar Amsterdam gaat en ik erin zit’
‘Nee, ik bedoel niet van de bestemming, want dat lijkt me logisch.’ 
‘Wie zit er in de trein?’, vroeg hij even achteloos.’
‘Niemand, of eigenlijk doet dat er niet toe. Nogmaals: het gaat om de trein zelf.’ Het klonk een beetje geïrriteerd.
Hij hield aan. ‘Moet de trein een bepaalde kleur hebben of gaat het om vertrekkende treinen of aankomende treinen?” 
‘Nee, de kleur doet er niet toe, maar of vertrek en aankomst een rol spelen weet ik niet.’ 
Ze liepen de trap af naar het perron en gingen op een bankje zitten. Even later reed de trein naar Zwolle het station binnen. Hij keek haar aan, maar ze reageerde niet. Al haar aandacht ging uit naar de trein. Drie minuten later klonk het fluitje. De trein zette zich langzaam in beweging. ‘En?’, vroeg hij.
‘Ja’, zei ze, ‘het zijn vertrekkende treinen.’
Opgewekt keek ze de trein naar Zwolle na.