Ergernis

Stoor jij je weleens aan mensen?’, vraagt mijn vriend. Ik antwoord in alle eerlijkheid dat ik me meer dan ooit stoor aan mensen. In het bijzonder aan mensen die beschaving aan hun laars lappen. Mensen zonder beheersing, de maatlozen voor wie samenleving een vreemd woord is en over wie je dagelijks in de kranten korte stukjes leest onder de noemer incidenten. Mensen die vloekend, schreeuwend en met opgestoken middelvinger een plaats in de maatschappij opeisen en ondertussen ‘respect’ roepen.

Maar ik stoor me ook aan onnozelen die met hun wetenschappelijk nog niet erkende gedragsstoornissen het plezier van anderen vergallen en in de concertzaal bij het schitterende Va pensiero sull’ali dorate in Verdi’s Nabucco meeneuriën alsof ze in een sing-along café zijn aangeschoven en die na afloop van de voorstelling in een schreeuwerig Hawaï-hemd en laf gekleurde shorts toegang eisen tot het 4*-restaurant waar ik met mijn vriendin, opgedoft en met gekamde haren, ons – met een zuinige leefstijl – vergaarde spaargeld willen besteden aan een onvergetelijke culinaire belevenis en nu geconfronteerd worden met deze luidruchtige ontwortelde bierdrinkers die tafelbestek hanteren als tuingereedschap en na een vingerknip aan de toegesnelde gastheer vragen of ze wat friet met mayo bij de coquilles Saint Jacques kunnen krijgen. Ja, aan die mensen stoor ik me steeds meer. Mijn vriend knikt.