De houtduif

Mijn gevoelens voor de houtduif zijn ambivalent. Ik heb een haat-liefdeverhouding met de vogel. Liefde is misschien iets teveel gezegd. Mijn liefde voor de rosé gebakken borst van een stevige houtduivin is meer lust dan liefde. Mijn haat daarentegen is oprecht en richt zich in het bijzonder op één bepaalde houtduif.

Ik voel blinde vernietigingsdrang opkomen wanneer dit beest bij het krieken van de dag ons balkon opvliegt en koerend op de balkonkast een vrijer probeert te lokken. Wanneer ik vervolgens woedend het gordijn openschuif vliegt ze lafhartig weg nog voor ik haar de nek kan omdraaien. Intussen heeft ze wel de kast ondergescheten.

De houtduif is eigenlijk alleen geschikt om op te eten, meer verdiensten heeft het beest niet. Zijn familielid de stadsduif ruimt links en rechts nog wat rotzooi op en de postduif weet ook wat hem te doen staat. De houtduif koert, lokt vrijers, schijt balkons onder en gaat dood. Een enkele pechvogel wordt vroegtijdig afgeschoten en eindigt op een bordje tussen romige kastanjepuree en overgare spruitjes. Geen heroïsch einde, maar meer zit er voor een houtduif niet in.